11 November 1988: Opening tentoonstelling
door P.W. Frederiks
in Brunssum
|
Mart
Linnartz is een gecompliceerd mens en zo is zijn werk. Wie gelooft
Paul Haimon als hij in zijn boek "Limburgse schilders" vertelt
dat Linnartz zich in zijn opleidingstijd het best thuis voelde
op de monumentale afdeling van de fijnzinnige Albert Troost? Dat
hij direct na zijn studie bekend werd als ontwerper van glas-
in-lood-ramen voor het Sint Thomas-college van de Paters Augustijnen
in Venlo? Wie gelooft dat deze man, die zo traag-ingetogen en
geduldig kan luisteren van origine pedagoog is? De kunstenaar
heeft kennelijk de pedagoog overwoekerd, evenals stuivende zaden,
gelede insectenpoten, takken. bloemen en dieren zijn monumentale
begin hebben overwoekerd.
|
|
Het
was in de periode 1966 - 1974 die we de Ilse Frankenthalperiode
zullen noemen -niet omdat zij ook maar enigszins het werk bepaald
zou hebben, maar omdat tijdens haar bewind, wat dat was het, aan
de Galerij te Brunssum de fraaiste exposities van het werk van
Linnartz tot stand kwamen- dat Linnartz met Tusche en crayon zijn
aandacht voor het intelligente leven der insecten en de miskende
bonhommie van het rundvee in talloze tekeningen neerlegde. Daarbij
wekte de uiterst virtuose techniek steeds weer verbazing, zelfs
zo dat de aandacht en liefde voor de natuur die er zo diep in
was gelegd, op de achtergrond leken gedrongen.
|
Grafisch
|
De
ontwikkeling in het werk van Linnartz daarna was merkwaardig.
Technisch was er de uitbreiding naar de lithografie, die onder
ander uitmondde in de fraaie expositie in het grafisch Masereel-centrum
te Kasterlee in 1984. Die stap in de lithografie was een logische
ontwikkeling omdat lithografie, naast etskunst bij uitstek het
grafisch medium is voor zulke uitzonderlijk virtuose tekenaars
als Linnartz. Limburg is veel schoons onthouden doordat Charles
Eyck, Charles Volders en enkele anderen nooit het medium van de
steendruk hebben ontdekt. Linnartz betrad met de lithografie de
grafische kunst in engere zin, waardoor zijn werk op veel bredere
wijze een publiek kon bereiken. Ook verschijnen dan de portretten,
o.a. van zijn vader, waarin hij op eigen wijze, zonder een behoefte
tot schoonschrift, de hoge traditie van Limburgse portretkunst
voortzet, zoals we die kennen van de al genoemde Eyck, van Kooien,
van Levigne, van Goovaerts, Nicole, en anderen.
|
minitieus maar losser
|
Maar
er is ook een verandering in de hoofdlijn van zijn werk. De relatie
met planten en insecten wordt losser. Zijn tekenkunst blijft minitieus,
maar hij veroorlooft zich vrijheden, schept zijn eigen flora en
fauna, speelt er mee in composities die even ongeordend lijken
als het automatisch schrijven van de dadaïsten. Het leek even
dat Linnartz daarin vastliep, dat het detail de grote lijn ging
overheersen of zelfs dat tekeningen zich gingen opbouwen, gaande
van detail tot detail. Misschien overviel hem ook zelf af en toe
een onbehagen dat hem terugvoerde naar het landschap. Het landschap
dat zijn ingebouwde structuur welwillend en monumentaal aanbiedt.
Zo ontstaan de grote tekeningen van het Limburgse glooien, met
vakwerkhuis en geknotte wilgen, met holle wegen en grillige paden,
geflankeerd door heggen die een wereld op zichzelf zijn. Zoals
die ook Patrick Creyghton hebben gefascineerd
|
|
Pagina 1, 2,
3, 4,
5, 6,
7
|