11 November 1988: Opening tentoonstelling
door P.W. Frederiks
in Brunssum
|
Martin
Linnartz is een gecompliceerd mens en zo is zijn werk. Dat houdt
in dat beide onderworpen kunnen worden aan velerlei soorten beschouwingen,
en dat de mijne waartoe ik hier vanavond uitgenodigd wordt van
uiterst betrekkelijke waarde is.
|
filosoof
|
In
Linnartz zijn verschillende personen verenigd in een opmerkelijke
harmonie. Een filosoof die zijn mening vormt over oorsprong en
zin der dingen en een bioloog die ongemeen geďnteresseerd is in
leven en levensprocessen. Hij is niet voor niets lotgenoot van
Jef Hutschemakers die op analoge wijze de filosoof met de boer
verenigt om tegelijk aards en ontstegen aan de aarde zijn wereld
te verbeelden. De filosoof in Linnartz richt hem op de vergankelijkheid
der dingen.
Zo
komt hij tot werk dat een hedendaagse voortzetting is van de vanitassymboliek
uit de 16e tot 18e eeuw. Een dode vogel. rottend fruit, een dorre
tak, een memento mori voor onze tijd. De bioloog in hem ziet hetzelfde
tegelijkertijd als kringloop, de overgang van dode materie in
leven, van leven in dode materie. Als vorming en rijping, naast
vervorming en rotting. Hij beschrijft dat zakelijk en exact. De
emotie lijkt gezocht te moeten worden maar is diep aanwezig, verraadt
zich soms door een zweem van pathos.
|
nooit uitgekeken
|
De
even gespleten als harmonieuse benadering door Linnartz brengt
ook een dubbele attitude mee. De bioloog in hem laat zich dagelijks
in bewondering en verwondering verrassen door de gecompliceerde
harmonie van de levende natuur. Hij raakt er niet op uitgekeken,
evenmin als een biochemicus ooit uitgekeken raakt op de eindeloos
gecompliceerde structuur van het levende.
De
attitude van de filosoof die naar datzelfde leven kijkt kan alleen
die van respect zijn en dat leest men aan elke potloodlijn en
elke penseelstreek van Linnartz af. Misschien moet men het woord
respect vervangen door eerbied of beter nog door Ehrfurcht in
de betekenis waarin Albert Schweitze het woord gebruikte om uiting
te geven aan een belijdenis die heel zijn leven bepaalde en samenvatte:
Ehrfurcht vor dem Leben, waaraan hij later het even principiële
"Ik ben leven dat leven wil temidden van leven dat leven wil"
toevoegt. Het is een attitude die meer aangeeft dan "leven en
laten leven", het is meer dan het christelijk gebod de naaste
lief te hebben als jezelf, het is een intentieverklaring te willen
léven met de anderen en met de natuur, met de wereld die met Ehre
en Furcht, zowel met eerbied als met vrees moet worden ervaren.
|
|
Pagina 1, 2,
3, 4,
5, 6,
7
|