Kunstenaars maken "Kunst" |
||
Piet W. Fredriks |
"Holger Hagedorn und Kempener, Jugendliche machen Kunst". Dat
was te lezen in Artefakt, een Duits kunstblaadje, achtste jaargang
nummer vier, over een "Kunst-workshop" in Kempen, in het kader
van een "Schwerpunktprojekt" "rent-an-artist" van het Kultursekretariat
Güterloh.
Laten we voorbijgaan aan het Duits-Engelse wangedrocht Kunst-workshop, aan het dubieuze gewicht van een Schwerpunktprojekt en de voortschrijdende invasie van de z.g. Anglo-Amerikaanse cultuur in de term Rent-an-artist, ook al wenst men dat ironisch op te vatten. Nee, het gaat om "Jugendliche machen Kunst". Hedendaagse kunstenaars maken immers geen schilderij van een landschap, of een kinderportret, zij maken überhaupt geen schilderij of beeldhouwwerk meer, ... zij maken kunst. |
kunst is .. |
Want kunst is, volgens sommige kunsttheoretici, iets wat door een kunstenaar gemaakt is, zodat iedereen die een doelloos, "waardevrij" werk maakt zich als kunstenaar kan beschouwen en zich daarmee dicht in de buurt plaatst van het verrichten van handenarbeid in psychiatrische inrichtingen. Of kunst is dat wat in een museum wordt tentoongesteld, een definitie die niet is gevonden door een uitgekookte museumdirecteur maar door de befaamde Amerikaanse filosoof Danto. |
|
Als men in de Middeleeuwen iemand geantwoord zou hebben op de
vraag: "Wat doet U, al dan niet voor de kost?" met "Ik maak kunst",
zou hij u niet begrepen hebben. Het woord kunst, ars, bestond
wel, maar het had een geheel andere betekenis dan die welke een
hedendaags Kunstsekretariat er aan toekent. In elk geval geen
subjectieve expressie. De Middeleeuwen kenden de artes liberales,
de zeven kunsten die eerder overeenkomen met het huidige begrip
wetenschap (grammatica, retorica, dialectiek, muziek, rekenkunde,
geometrie en astronomie) en de artes mechanicae die overeenkomen
met ons begrip techniek, dus alle kunstvaardigheid die op het
beheersen van de materie en op een praktisch doel is gericht.
(muziek, schilderkunst, beeldhouwen, weven, meubelmaken, metselen
en akkerbouw. Deze artes mechanicae waren gericht op de materiële
behoeften, de artes liberales op de geestelijke verlangens en
het verwerven van kennis. Zij zijn geestelijke bezigheden, de
andere technieken. Het begrip kunst zoals wij dat hanteren is dus allerminst van
alle tijden. De prehistorische kunst, de kunst van Noormannen
of Aziatische steppenvolken, zelfs de Romaanse en gotische kunst
van de Middeleeuwen zijn in wezen van een andere categorie dan
de kunst van Mondriaan, dan het fietswiel van Duchamp of het werk
van de meeste hedendaagse kunstenaars. Wat het begrip kunst betreft
heeft een verandering van betekenis plaats gevonden. er is een
nieuwe inhoud aan gegeven, er is sprake van een paradigmaverschuiving.
|
"versieren" |
In de beginperiode van de menselijke beschaving was er dus in
het geheel geen sprake van kunst. Zoals gezegd het woord bestond
niet. Wat een bandkeramieker met zijn potten deed, een Egyptenaar
met zijn dode farao, kan het best omschreven worden met de term
"versieren". Versieren in de zin waarin een jongen dat woord gebruikt
als hij het over het winnen van de gunst van een meisje heeft.
In dat versieren zit "veroveren". Versieren in wat wij achteraf
als kunst beschouwen, is het trekken van de materie naar het menselijke,
zoals de bandkeramiker deed met de klei van zijn pot. Of het trekken
van de natuur in het bovennatuurlijke, zoals de Egyptenaar deed
met de mummiekist van zijn overleden farao. |
|
Hoe kunnen we het huidige kunstbegrip omschrijven". Maurice
Blanchot in zijn essaybundel "Faux Pas" (1943) uitte zijn verlangen
naar een schrijver die "symbool is van zuiverheid en trots", die
voor de roman hetzelfde zou zijn wat Mallarmé was voor de poëzie,
die van de roman een equivalent zou maken van het "absolute".
De literatuur is voor Blanchot iets absoluuts, iets dat zich afspeelt
in een eigen ruimte, los van de dagelijkse werkelijkheid. Welnu,
datzelfde geldt voor de beeldende kunst. Dezelfde drang naar het "absolute" kunstwerk heeft zich ook van
haar meester gemaakt. Ook zij beeft haar eigen ruimte geschapen,
meer nog, zij is haar eigen werkelijkheid. Na het schone als verschijning
van het menselijke of het bovennatuurlijke in de materie, door
het kunstzinnige handwerk, is vanaf de renaissance gestreefd naar
het schone als schone, naar het schone om het schone, tot men
tenslotte het schone als eigenschap van menselijk gevormde materie
geheel verzelfstandigde tot kunst en het schone om het schone
geruisloos in de 19e eeuw overging in l'art pour l'art. |
|
Het tragische is dat zij tegelijk de verbeelding van een bovennatuurlijke
werkelijkheid over boord heeft gegooid en slechts geloof bleef
hechten aan een innerlijke werkelijkheid. Deze ontwikkeling werd
wezenlijk versneld door het ontstaan van de fotografie in het
midden van de 19e eeuw. Zij maakte de eeuwenlange functie van
nabootsing van de werkelijkheid overbodig. Deze invloed van de
fotografie bleek uiteindelijk funest. Het leidde de ondergang
in van de schilderkunst. De richting die de schilder koos, weg
van de weergave van de werkelijkheid, werd een verschuiven naar
de impressie die de werkelijkheid op hem maakt en vervolgens de
uitdrukking van zijn innerlijke werkelijkheid (expressie) aan
de band van die werkelijkheid buiten hem. Maar het was niet genoeg. De angst voor de werkelijkheid, concreet:
de angst voor het bosgezicht, de koe in de wei, de zonsondergang
riep wanhopig de noodzakelijke wang op welke daaruit voortkwam:
wat te schilderen als het met de werkelijkheid mag zijn, noch
zijn impressie van de werkelijkheid, noch zijn individuele expressie
van een werkelijkheid. Het dreef hem en zijn schilderkunst in
de valstrik der abstractie. Abstractie in combinatie met het l'art
pour l'art-princiepe voerde de schilderkunst tot de schone vorm
en kleur als zodanig, in de veronderstelling dat daarmee wezenlijke
gedachten en gevoelens kunnen warden uitgedrukt, dat abstracte
beelden equivalenten kunnen vormen van aspecten van de menselijke
geest zoals foto's van wolken dat waren voor de fotograaf Stieglitz.
|
|
De idee van een abstracte kunst beeft ongetwijfeld geleid tot
fraaie, aangename, zelfs indrukwekkende resultaten, ook als zij
daarbij voortdurend op de rand van de decoratie-afgrond zweven.
Toch bleef de abstractie onbevredigend en al heel spoedig werd
een volgende stap gezet: die van de twijfel aan het medium schilderkunst.
Kunstenaars gingen zich afvragen wat schilderkunst in wezen is,
niet alleen theoretisch maar ook in praktijk. Zij trachtten te
ontsnappen aan de "kunstgeoriënteerde kunst" (l'art pour l'art).
Ervoor in de plaats kwam onderzoek in experimentele vorm naar
het linnen, naar de verf, nut penseelvoering, nut toevalseffecten,
nut interactie van kleur, etc. Daarbij werd een wezenlijk aspect
van het aloude l'art pour l'art losgelaten: schilderkunst hoefde
geen kunst meer te zijn, althans geen esthetische functie meer
te vervullen. Wat kwam daar voor in de plaats, behalve het resultaat
van het "basisonderzoek"? De opvatting dat schoonheid niet het belangrijkste aspect van
het kunstwerk uitmaakt, maar het nieuwe, niet eerder vertoonde,
verrassende, persoonlijke en al spoedig daarna verhevigt tot het
shockerende, het op het verkeerde been zettende, het taboe doorbrekende.
Dat leverde tenslotte walgelijke werkstukken op van doorgesneden
kadavers op sterk water, etc die de indruk willen wekken dat emoties
van schrik, afschuw van even groot belang zijn dan de emotie van
schoonheid en dat het de taak van de kunstenaar is deze emoties
teweeg te brengen, ondanks het feit het dagelijkse nieuws op radio
en TV ons ruimschoots van kansen op dergelijke emoties vergast,
tezelfdertijd dat de mogelijkheden van schoonheidservaring zo
uiterst zeldzaam zijn geworden. Op zijn best de overpeinzing dat
kunst, evenals wetenschap en fotografie middelen zijn om het onbekende
te vinden, het onzichtbare zichtbaar te maken. Maar er is nog
een ander aspect aan de verwording van de beeldende kunst. Wat
haar in meerderheid ontbreekt is het beleven, het meebeleven van
de kunstenaar, een beleven zoals dat wezenlijk was voor de Middeleeuwse
kunstenaar. Echter helemaal waar is dat niet. In de hele 20 eeuw en ook nu
geven kunstenaars blijk van betrokkenheid bij maatschappelijke
problematiek, geven in hun commentaar op racisme, milieuproblematiek,
consumptiemaatschappij en al die andere aspecten van de huidige
westerse maatschappij die weliswaar alom als problematisch erkend
warden maar die desondanks niet tot een verandering van gedrag
leiden. Maar het blijft in hoge mate een "journalistieke" kunst,
zij signaleert, zij becommentarieert, maar zij draagt niet bij
aan een oplossing vanuit een spirituele achtergrond of religieuze
visie. We komen er niet verder mee. We knikken instemmend of zijn
geschokt, maar daar blijft het bij. En buiten deze betrokkenheid
blijft er een "beschrijvende" kunst, de kunst van het portret,
van het stilleven, van het portret, etc. Maar ook daar ontbreekt
een spirituele en maatschappelijk achtergrond, zoals deze zowel
in een Middeleeuws miniatuur als in een stilistisch gebonden barokportretkunst
wordt gevonden, om maar enkele willekeurige voorbeelden te noemen.
|
|
De kunst heeft een dimensie verloren. Het schilderij is inderdaad
een vlak geworden van linnen en verf. Terwijl het eigenlijk de
bedoeling was dat we dat zouden vergeten. |
|
terug naaar deel 1 |
| Kunst per NL | Portefolio |