Martin Linnartz, Beeldend Kunstenaar


 

15 jan - 4 feberuari

Praatje als inleiding tot mijn expositie van werk uit heden en verleden.

selectie

Ik zou graag beginnen met te zeggen, dat ik erg dankbaar ben voor de uitnodiging op deze school te komen exposeren. Het verheugt mij, dat deze opvoedende gemeenschap het initiatief nam mijn werk onder U aller aandacht te brengen. Ik ben dank verschuldigd aan allen die er moeite voor deden en doen, maar ook aan iedereen die er mee instemt. Bij mijn weten is dat de hele gemeenschap. Bij de realisatie bleek al heel gauw dat een formele overzichtstentoonstelling geen haalbare kaart zou zijn. Mijn monumentale werk zou dan b.v. ook vertegenwoordigd moeten zijn. Ik denk aan mijn glas in lood ramen, mijn houtintarsia, mijn keienmozaïeken, mijn geëmailleerd keramisch reliëf, mijn documentaire wandschilderingen en zo meer. Voorts zijn uit de jaren twee-, drie en vier en zeventig 50 haarfijn uitgewerkte tekeningen veelal op groot formaat door brand in een Galerie totaal verwoest. Het handjevol werken uit die periode dat op het moment van de ramp reeds in huis was bij liefhebbers heb ik niet in bruikleen gevraagd. Een bijzonder gunstig toeval wil wel, dat ik over een uitgebreide dia-documentatie van alle verloren gegane werkstukken beschik. Ik ben bereid die ooit desgevraagd te vertonen. Dat het werkstukken betreft uit een relatief erg creatieve tijdsspanne, kan ik nu alleen maar beweren, dan echter ook aantonen.

Je hangt er ten voeten uit

Als je een selectie gaat maken voor een tentoonstelling begin je met een soort gewetensonderzoek. Wat heb ik allemaal gedaan, gemaakt? De slechte werken hoef je goddank niet te tonen, maar de goeie wil men toch uiteraard zien. Er ligt tussen al dat werk in m'n atelier zoveel goeds maar met een kwaaie inslag,' een valse trek en zoveel dat mis was met de onweerstaanbare dageraad van het goede. Toch moet je tot een selectie van werkstukken komen die per stuk een zekere gaafheid vertonen en ook in hun samenhang een zo harmonisch mogelijk geheel vormen. Een expositie heeft iets van een belijdenis. Je hangt er ten voeten uit. Je staat in je hemd, zolang als je gewassen bent; Toch vertrouw ik op Uw aller barmhartigheid en durf zelfs de nodige bevestiging te verwachten van U. Zonder dat blijf ik -even kwetsbaar als ieder ander mens- in de kou staan.

 

Over kwetsbaarheid gesproken: Ik zou met dat woord het oudste werk op deze tentoonstelling kunnen karakteriseren: Die "aardwroeter" namelijk. In grote vormen geschreven, zit hij daar gehurkt hakkend in een mijngang: naakt, even weerloos en gemakkelijk dood te trappen, te verpletteren onder je voet als de pierlingen boven zijn hoofd. Grote angstogen verraden, dat hij zich terdege bewust is van zijn sterfelijke vleselijkheid.

"Fichtel"

Uit diezelfde tijd -ik spreek over '58, '59- dateren de "drakendoder" en "behuizingen bij nacht". Nooit heeft me de verwantschap van deze drie werken zo gefrappeerd als toen ik ze voor deze gelegenheid te voorschijn haalde. Menigeen onder U kent mij beter van mijn insektentekeningen. Dat kleine vinnige gewriemel en gesprietel op zes pootjes heeft mij altijd geboeid. Als rechtgeaarde zoon van Karel Linnartz kan dat moeilijk anders. De Brunssumer Hei was voor meester Linnartz een geliefd oord. Wat daar leefde aan insekten en ander gedierte kende hij heel secuur. Hij heeft er nog eens ooit een sprinkhaan gedetermineerd di'e men in Nederland voor onmogelijk inheems hield. De 14 kinderen Linnartz kregen de liefde voor de natuur met de paplepel ingegeven. Vader trok met ons naar een boerepoeltje. Daar werden met een ouwe kous van moeder Linnartz watervlooien gevangen voor de vissen in het aquarium. Hij wees ons het plekje op de hei waar die vorstelijke rouwmantel vloog; een vlinder, bijna zwart met een roomwitte, blauwtjes dooraderde witte rand. De grote vleugelvlakken zwart bijna. Dat "bijna" staat hier voor donderwijnrode, purpere en violette glanzen, die er stil in te fonkelen lagen. We mochten er ééntje vangen, toen, in 1936. Dat was nog geen kleinigheid, want er zaten daar, paardewespen. Hoorn aartjes heten die, meen ik, volgens de Dikke van Dale. Net als de keizersmantels kwamen ook die "Fichtel" zich te goed doen aan het verse berkewater, dat zoet uit de wonde berkestam sijpelde. Zeven van die kunnen je dood steken. En er vlogen er altijd méér dan zeven.

koninginnepage

Die vlinders komen er niet meer voor: De rouwmantel is daarmee wel een beetje om ons hart geslagen, maar niet bepaald vorstelijk. Ik denk nog vaak aan die fiere koninginnepages die op zonnige augustus-dagen de rose Havervelden opvrolijkten. Samen met die andere kleurige vlinders, "die scoenste lappen", de schoenlappers. Die pages van de koningin nu waren groot en voornaam getooid in de vinnige kleuren van een wesp: geel met zwart. Onschuldig overigens, maar ook dartel als lammetjes. Aan beide achtervleugels zwiepte een zwaluwstaart met een rood vlammend oog. In de kille ochtenduren kun je ze tussen duim en wijsvinger van de klaver lichten. In de zon werd ze rusteloos. Koninginnepage? Uitgeroeid! Een zegening van de insecticides.' Een purper bloeiende kolf van de butlea bezet met nectarzuigende vlinders was voor Pap en is het nog een hemel's genoegen. Ik zie hem nog een Denne-appel bekijken. Waar begint nu een eekhoorn te knagen, als hij trek heeft in dennezaad. Bij het stoeltje? Bij de punt? Langszij? Zoek je dat maar eens uit. Had hij weer eens even rust, kon hij weer eens even doorwerken aan een schilderijtje. Dat deed hij toch zo graag. Goddank heeft hij, nu hij bijna 85 is, tijd en rust om te werken. Wanneer U in mijn werk iets ontdekt van het geluk dat men smaakt in het zonder enige moedwillige opsmuk weergeven van wat de natuur biedt, iets van rust en stilte, een licht van vrede en vreugde dat dronken maakt, weet dan dat U met erf-goed te maken hebt. Dat ik het van geen vreemden heb. Ik hoop,dat U dan ook nog tot de bevinding mag komen ........ dat dat in mijn werk steeds duidelijker wordt.

Binnenkort hoop ik samen met mijn vader te exposeren.........

geprikkepoot

Een gang langs mijn werk zal U er van overtuigen, dat het insekt een telkens weer terugkerend motief is in mijn werk. Aanvankelijk ben ik vanuit observatie te werk gegaan. Toen ik een groot aantal van die diertjes zorgvuldig bekeken had, ben ik ze uit het hoofd gaan tekenen. Later heb ik insekten getekend die geen mens ter wereld determineren kan, ik wist zelf ook niet welk insekt nu net precies in m'n fantasie model gestaan had. Op de duur heb ik me van een obsessie moeten bevrijden. Mijn ogen wilden niet meer accommoderen op de normale leesdistantie. Ik kon dat kleine geprikkepoot niet meer zien. Het veld ben ik ingevlucht. Het hoofd moedwillig in de nek, om in Godsnaam maar geen - insekten meer te zien. De hoge blik in de voortdrijvende wolken werkte bevrijdend op me. ook al zag ik alsmaar vette rupselijven, zwellende larvepensen en roerloos ronde cocoonen aan mijn ogen voorbij trekken: wolk-groot. In die dagen kreeg ik oog voor luchten en landschappen. Ik ben er tekenend mee bezig geweest, met grote royale trekken, halen en vegen. Verrukt was ik er van.

gegumd

Toch is mijn bloed blijven kruipen, waar het niet gaan kon: het Kleine bleef me trekken. Op zekere dag heb ik mezelf moedwillig gedwongen een kastanjetak, die me in z'n gedrongen vormen en samengebalde knoppen gefrappeerd had, te bestuderen. In zichtbare tekens zuiver te registreren wat ik opmerkte. De ruimtelijkheid van het geval alléén al was een geweldige kluif voor me. Het bonkig takje lag op twee punten op het papier. Daarmee waren er drie delen die zich ietwat verhieven van de witte tafel. Dit schijnbaar zo onnozele gegeven bleek na jarenlange tekenervaring een hele opgave. -

 

Ik zou bijna zeggen: ik heb meer gegumd in mijn leven dan getekend. Sommige mensen menen nog altijd dat een artiest alles uit z'n mouw schudt, schrijft U dat maar rustig onder Uw schoenzolen. Aan het gedisciplineerd werken in nauwe relatie met hetgeen je ziet heb ik erg veel te danken. Als ik aan het fantaseren sla, mag niemand dat kunnen aanwijzen in de tekening. Het deed mij dan ook deugd toen ik een bewonderaar van mijn tekening "kattemoederkeskruid" (met als ondertitel poezemoekes) mij vroeg tot welke familie die bloem behoorde. Toen ik zei dat ik dat niet wist, werd er de flora bijgehaald. Kattemoederkruid noch poezemoeke was er in te vinden. Dan zal dat geen inheemse plant zijn, mompelde hij.

tragi-komisch

"Waarom houd je toch zo van koeien?", vraagt men nogal eens. "Wat zie je toch in een koe, zo'n bot beest"? Is 't, het tragi-komische van haar wezen? De mens heeft van de koe een eenzijdig op de melkproduktie afgestemd wezen gemaakt. Het mechanische melken dwingt de veeboer een type koe te fokken met een speciaal daartoe geëigende speen. Koeien met een uierhouder ziet men niet zelden. De uier is dan zo groot en zwaar geworden dat ze uitzakt. Die beesten slepen dan de melkzak met zich mee, ze slepen hem achter zich aan, zou ik haast durven zeggen. Dergelijke koebeesten maken op mij altijd de indruk van bang te zijn om achterover te slaan. Bij wijze van contragewicht steken ze hun zware knotskop zo ver mogelijk naar voren. Tussen twee haakjes: koeien met opvallend grote uiers is slecht melkvee. Als je een boer een troep koeien door een scherpe bocht in de weg ziet jagen krijg je wel zo'n lachwekkend geschommel van uiers te zien, dat je opeens begrijpt waarom eigenlijk iedereen een koe als een enorme prikkel voor de lachspieren ervaart.

 

hilariteit

Toch vraag ik me in gemoede af of we niet eigenlijk met ons zelf lachen, want hebben wij mensen de koeien niet zo gemaakt: in het wild levende rundersoorten hebben helemaal geen extravagante uier. Trouwens relatief schijnt een zogende muis meer melk te produceren dan een koe van Hollandse top-klasse. Toch is het echt niet die melkfabriek alléén, die ons doet schateren bij dit flatterende beest, dat chronisch aan diarree schijnt te lijden. Ook de nieuwsqieriqheid van een koe is frappant. Als ik in een wei ga tekenen, moet ik me omringen met kluiten aarde om het koeievolk op afstand te houden. Jaag ik ze niet tijdig weg, dan gaan ze bladeren in m'n schetsbloc of eten m'n tubes verf met lood en al op. Ik heb meegemaakt, dat ik m'n jasje over een paaltje van de afrastering hing en het een uur later jammerlijk verzeverd en verscheurd terugvond, m'n portefeuille ernaast. Een gloednieuw jasje was dat .............

 

Ik had pas een koe verkocht en kon het me nu even permitteren. Toch wil ik nog even terug naar de koe als aanleiding tot hilariteit. Een klein kind kent het stiertje spelen van de koeien: die dwaze koe-op-koe-rit die gewoonlijk eindigt in een partijtje potsierlijk zespotig hollen, waarbij de bovenste koe altijd de sprint verliest, gehandicapt -als ze uiteraard is- gelijk een zakloopster. Een koe is loom en toch voortdurend in beweging. Urenlang staan staren, roerloos zoals een paard dat kan, dat presteert een koe niet. De koeien tekenen onze landschappen zo sterk. Ik zal het verschrikkelijk vinden, als men het rundvee levenslang op stal gaat zetten. Er zit ook een stuk koppigheid in dat telkens maar weer koeien verbeelden. Ik moet de koe die voor mij helemaal koe is namelijk nog altijd tekenen. Je gaat je een beetje met de koeien vereenzelvigen op de duur. Je wordt zelf een beetje koe. Ik zou in een beklemde toestand geraken, als ik me daarvan niet wist te bevrijden. Het wonder dat creativiteit heet doet de koe-in-mijn-psyche verhuizen naar een vel papier. Ik heb de koe van mij afgeschud. De koe is dan herboren op papier en staat daar, kennelijk gedoopt in de ziel van de kunstenaar. Als ik de genade gehad heb, ze goed in beeld te brengen tenminste. Lukt die bevrijdingsmanoeuvre niet en blijft de artiest in zijn toestand van identificatie gefixeerd dan raakt hij zoetjes aan in psychische ademnood. Hij sterft dan een beetje (en misschien nog eens nooit helemaal) de verstikkingsdood met een inspirerende koe in het verkeerde keelgat.

Geweldig en beangstigend

Ik wandel verder langs mijn werk.......... Hoewel ik totaal geen technische knobbel heb, kom ik toch altijd sterk onder de indruk van de techniek. Beeldend bezig zijn met boerenwerktuigjes en baggermolens maakte de opdracht een documentaire van een gigantisch industrieel bedrijf in 13 grote caneten te schilderen, voor de hand liggend. In een machine vind je kracht en behendigheid van mens en dier gebundeld en verhevigd. Strak gereglementeerd voert zij onze stipt gecodeerde bevelen uit. Geweldig en beangstigend. De ontwerper van gemotoriseerde boerenwerktuigen b.v. zal het angstaanjagende element - uit veiligheidsoverwegingen- zoveel mogelijk terugdringen. Overigens zal hij zich niet bekommeren om emotionele reacties, dacht ik. Onder de indruk zijn van het machtige, er zelfs angst voor hebben vormen blijkbaar een uitstekende voedingsbodem voor de verbeeldingskracht. Men heeft met deze mechanismen een greep op de materie beoogt om vat te krijgen op de aarde die voedsel moet leveren voor de hongerige mensen.

Hoe zal ik verder werken?

 

Een wesp zal het me bits en vinnig toesteken:

met venijn moet je doorwerken;

Een slak zal het in slijmerig sleepspoor in mijn hand sleuren:

glanzend en plakkend:

met slijm moet je schilderen!

 

's Nachts zal er plots paniek zijn in het kippenhok:

een wezel zuigt een kip leeg: een kip zonder bloed.

Met bloed zul je ze zonder bloed tekenen.

Een brok verdriet in mijn en uw keel dreigt af en toe een dompig-zompige mist van zwarte gal over onze psyche te spreiden.

 

Ik zal tekenen met een tikkeltje zwarte gal.

Bloed, gal, venijn en slijm, oervochten:

ze zullen vloeien in mijn werk.

Wat zal ik nu gaan verbeelden?
Een mug en een koe, bulkend tussendoor het hoogtonig gejudas.

Een vergeet-mij-nietje en een kastanjeknop, als een stoere boer met een verlegen dochtertje.

Een vlinder en een krab, knevel handjes met een roltong.

Een egel en een ezelsoor, zacht gestrekt en stekelig ingerold als een 'kastanje.

Een zwaluw en een slak over het kruipspoor naar ijle, luchtige hoogten?

Een sluipwesp en een hagedis, glippend en gluipend sluipend.

Bevroren scherfscherp land, modder en zand;

 

Het kind dat hand-aan-hand met mij lopen wil, zingt er een liedje van.

Och er zijn zoveel wonderen in Bunde en overal elders, waar ik telkens opnieuw weer getuige van ben, maar die ik nog nooit met passend geduld op me heb laten inwerken. Ik moet nog eerst kijken en luisteren om te zien. Dan pas kan ik met de klompen voelend, met hand en stift m'n hart uitspreken, om me een ogenblik triomfantelijk groot te wanen en me dan weer heel gauw klein te weten, tegenover het wonder, dat boterbloem heet strontvlieg of pauwoog muis of kippe-ei donderwolk of opklaring.

 

Dank U voor Uw aandacht en .................veel kijkgenot;

 

 

 

 

 

HOME | OEUVRE | Levensloop | tentoonstellingen |