Joep Schiphorst, in "de Bonnefans," Maart 1999, jaargang 15, nummer 1, pagina 3. |
|
|
|
Bij zijn bespiegelingen over kunst refereert hij aan historische en kunstfilosofische kaders die hij zich eigen maakt en ingekleurd met een eigen visie doorgeeft. Bijvoorbeeld : Het is opmerkelijk dat tussen de oorlogen van 1870, 1914 en 1940 nog sprake kon zijn van tederheid, intens, zonder idylle of sentimentaliteit' [pag. 86]. Hij heeft zorg voor het doen maar vooral ook het laten van kunstin-stellingen, zoals ondermeer blijkt uit het eerder in Bonnefans [jrg 5.3, 1989] verschenen Limburgs Prentenkabinet: levend begraven maar opstandig. Zijn verwarmende betrokkenheid krijgt vorm in dwarsigheid tegenover het tekort schieten in aandacht voor kunst. |
|
Doorheen de verzameling artikelen die in een tijdsbestek van 40 jaar zijn ontstaan spreekt zijn fascinatie met het klassiek thema uit de esthetica, de relatie van kunst en werkelijkheid. Zijn brede verkenning van deze relatie vanuit diverse gezichtspunten leidt niet tot quasi objectieve stellingnames. Zijn affiniteit met de 'verfijnde aandacht voor de werkelijkheid' wordt niet verdoezeld getuige zijn statement: 'waarnemen van én zich inleven liggen de eeuwen door ten grondslag aan het creatieve proces.' Deze affiniteit krijgt ook gestalte in het volgen van het scheppend werk van Martin Linnartz, over wie een vijftal stukken zijn opgenomen in de bundel. Je zou iedere werkelijke kunstenaar de aandacht van een 'amateur' als Frederiks toe wensen. |
|
Een boeiend aspect van zijn bundeling is dat hij ieder artikel vooraf laat gaan met een korte introductie, een plaatsbepaling tussen de tijd van nu en het ontstaan. Hij actualiseert tijdsbeelden, geeft verschuivingen aan in maatschappelijke waarderingen en culturele randvoorwaarden. Mede door deze relativerende kanttekeningen bij zijn eigen teksten wordt eens te meer duidelijk dat het onveranderlijke in het omgaan met kunst de mode en de waan van de dag verre overstijgt.
Joep Schiphorst. |